De kruik die stuk was

(Uit: Vertrouwen, uitgave van de Protestantse Kerk in Nederland)

Een waterdrager moet elke dag voor zijn meester naar de rivier om water te halen. Aan weerszijden van zijn lichaam hangt een kruik aan een houten juk. De ene kruik zo goed als nieuw, puntgaaf en zonder lek, de andere kruik oud en gebarsten met een gaatje erin. Bij thuiskomst blijkt de helft van deze kruik al leeg en dat doet de oude kruik veel verdriet. Op een dag kan hij het niet meer voor zich houden en zegt tegen de waterdrager: “Meester ik schaam me zo”.

“Maar waarom dan toch?” vraagt de waterdrager. “Omdat ik niet in de schaduw van de ander kruik kan staan. Hij levert dagelijks de volle inhoud water af, terwijl ik onderweg steeds water verlies”. De waterdrager antwoordt: “Dat weet ik al lang. En toch heb ik je al die tijd graag willen gebruiken. Zijn die mooie bloemen langs de weg je dan niet opgevallen? Ze groeien alleen aan jouw kant. Enige tijd geleden heb ik daar zaad uitgestrooid. Jij hebt ze elke dag begoten, en nu kan ik straks een prachtig boeket plukken voor mijn heer.”

Zo heeft de gebarsten kruik het nog nooit bekeken. Hij heeft die bloemen wel zien groeien, maar dat zijn meester hem bewust in dienst heeft gehouden en ondanks zijn gebrek toch kan gebruiken, was nog nooit in hem opgekomen.

Gerelateerde berichten